Claude Loxhay, Jazzhalo 2015
"Augusto Pirodda est né en 1971 à Cagliari. il a abordé le piano à 6 ans et a suivi des master classes avec John Taylor (le pianiste de Kenny Wheeler), Franco D'Andrea et Roberto Cipelli (le pianiste du quintet de Paolo Fresu). Après un passage au Conservatoire de sa ville natale, il s'est inscrit au Conservatoire de Den Haag avec Rob Van Bavel et Bert van den Brink comme professeurs. Après quoi, il a regagné l'Italie pour jouer avec le trio vocal Balentes puis il s'est établi à Bruxelles.
Après un album solo, "Moving" en 2007, il a enregistré une session aux Etats-Unis en 2009, avec Gary Peacock et Paul Motian: l'album "No Comment" est sorti, deux ans plus tard, sur un label allemand.
Ici, en Belgique, il s'est logiquement lié d'amitié avec Manolo Cabras, Sarde comme lui: sur "No Comment", il reprend d'ailleurs deux compositions de son ami. Ici, en quartet, on le retrouve avec Ben Sluijs et son alto à la sonorité fluide, et avec la rythmique fidèle du saxophoniste, que ce soit au sein de son trio, de son quartet avec Jeroen Van Herzeele ou du quintet The Unplayables avec Erik Vermeulen: soit Manolo Cabras à la contrebasse et Marek Patrman à la batterie.
Au répertorie de l'album, quatre composition d'Augusto: If I wear a bell, Pea Road, Per Claudia et Blah blah... Bley qui révèle une évidente filiation avec le pianiste américain et notamment avec son trio en compagnie de Jimmy Giuffre. Complètent le répertoire, deux thèmes de Manolo (le très swing ESDA et Scotty que le contrebassiste joue en solo), une composition de Marek (Psalm nr 5) et quatre improvisations-compositions collectives qui révèlent bien la spontanéité et le sens de l'écoute des quatre complices: "I have finished listening to your recording with great pleasure. What I hear in your music is the essence of improvisation. Spontaneity is only possible if we forget about ousselves and listen... You really express this essence with joy, passion, energy and listening." (Gary Peacock dans les liner notes).
Bref une musique très personnelle qui marie sens de la mélodie (If wear a bell, Per Claudia), échappées libertaires (A turkey is bette eaten) et énergie post bop (ESDA)."

Tom Beetz, JazzFlits nr.232 , (09/02/2015)
"De Sardijnse pianist Augusto Pirodda (1971) studeerde jazz aan het Haags Conservatorium en keerde daarna terug naar Sardi- nië. In 2005 besloot hij weer naar ons land terug te komen en tegenwoordig woont hij in Brussel. We zouden hem misschien moeten kennen van zijn cd uit 2011 met Paul Motian en Gary Peacock, van wie de laatste nu met een korte hoestekst bijdraagt, maar ondanks de vijf sterren die All About Jazz aan die cd gaf, is Pirodda hier nog steeds zo goed als onbekend. 'A Turkey Is Better Eaten' bevindt zich in een vergelijkbare sfeer: introvert, bezonken en spiritueel. Die sfeer wordt schitterend ondersteund door het gevoelige spel van saxofonist Ben Sluijs, die soms zelfs een religieus gevoel oproept. Pirodda is geen pianist die spectaculair is, zijn ingetogen spel valt naast de aandachttrekkende Sluijs zelfs nauwelijks op en de cd verdient het dan ook om aandachtig te worden beluisterd. Pas dan ontvouwt het inventieve en hoekige spel van Pirodda zich ten volle, zijn ondersteuning aan Sluijs is subtiel en inspirerend. Pirodda is geen notenvreter maar een pianist die met grote intervallen, kleine accentjes en gebruik van stilte een intieme sfeer schept. Een sfeer die niet alleen wordt begrepen door Sluijs maar ook door de mede-Sardijn Cabras, die rustig in de traditie van Scott LaFaro speelt en de naar subtiliteit zoekende Tsjechische Patrman, beiden al jaren behorend tot de top van de Belgische jazzscene. De moeite die Pirodda heeft om op de radar van het publiek te komen blijkt misschien wel uit het feit dat het ruim vier jaar duurde voordat deze opnamen uitkwamen. Het zou niet vreemd zijn als dit kwartet inmiddels rustig zijn muzikale weg vervolgd heeft."

Jean Claude Vantroyen, Le Soir Mad p.36, (21/01/2015)
"Le pianiste bruxellois d'origine italienne Augusto Pirodda est sans doute le secret le mieux gardé de la scène jazz belge. Vous saviez qu'il a enregistré un album avec Gary Peacock et Paul Motian ? Dans ce nouvel album-ci, il enregistre en quartet, avec Ben Sluijs, l'un des saxophonistes les plus lyriques du pays, avec le fougueux Manolo Cabras, un autre Italien, à la contrebasse et le Tchèque Marek Patrman aux drums. C'est du jazz d'aujourd'hui, mélodique mais libre, ouvert à l'improvisation, parfois même free. Pirodda ne délivre pas de cascades de notes. Il est plutôt minimaliste, comme s'il choisissait « la » note qu'il faut. C'est ce qu'on appelle du « feeling », la sensation d'aborder le rivage musical juste à l'endroit qu'il faut et comme il faut. Cet album est comme une dinde : riche. Il y en a pour plusieurs jours d'écoute enthousiaste."

Chris Joris, Jazzmozaiek 01/2015 p.47, goed met aanmoediging
"Dit is het tweede album dat deze Italiaanse pianist uitbrengt sinds hij in Belgïe woont. De eerste was al een artistieke en strategische voltreffer: in trio met Paul Motion (d) en Gary Peacock (cb). Deze laatste schreef de liner notes: "het hier gaat om de essentie van het improviseren, de spontaniteit, die enkel mogelijk wordt gemaakt wanneer musici hun ego opzij zetten en naar elkaar luisteren". Zo ontstaat er een eerlijke interactie, die moeiteloos naar een ensemble-gesprek groeit. Dat is wat er hier gebeurt en het hoeft helemaal niet te gaan over freejazz, abstracte statements of atonale frasering. Er is trouwens een grote aanwezigheid van figuratieve melodie, elegantie, emotie, tot zelfs romantiek (Per Claudia). Bassist Manolo Cabras is ontzettend vrij van geest, spannend, vol dramatiek en vertaalt de verhalen van de pianist en de saxofonist als een universele tolk vol begrip, inzicht en snelle ideeën. Patrmans drums praten en reageren tot het melodische toe, en durven fluisteren. Ben Sluys vertelt op altsax zuivere kronieken en staat de partners constant te woord. Tenslotte is er Pirodda zelf, die dit alles injecteert met een prachtige intuïtie. Eens hij de geschreven thema's loslaat, stapt hij in een onderzoekende onbaatzuchtigheid, ons zieltje en de piano waardig. Dit is een pure jazzplaat, zoals er meer zouden mogen verschijnen in ons landje."

Winus, Jazzepoes (13/01/2015)
"Ben Sluijs past heel lekker in dit quartet van fijnzinnige muzikanten, dat bewezen niet alleen de live concerten van de JazzLab Series, deze CD is eens temeer een getuigenis, luister maar mee als ik over de tracks loop en dan vind je ongetwijfeld ook 'If I wear a Bell ' een vrolijke starter waarbij het pianospel van Augusto start als een klokkenspel in de wind, Ben de conversatie aangaat en Manolo opmerkingen toevoegt. Het is eveneens deze kunstzinnige bassist die titelsong 'A Turkey is Better Eaten', een groepscompositie/improvisatie (want geen enkele uitvoering klinkt hetzelfde) inzet waarna Marek Patrman aan het versnellen gaat, gevolgd door Gusto in een race achter de kalkoen aan want het beest moet natuurlijk eerst gevangen worden alvorens je die aan het spit kan rijgen ! Ben staat daarbij figuurlijk klaar met het vangnet, de spanning stijgt met het roffelen van Marek en neem het maar van mij aan : het beest wordt gevangen ook ! 'Falling Fragments' daarna is dat stukje kort interludium waarbij Marek de klok onrustig van de muur tikt...de piano en de sax scheppen daarbij wat rust ondanks het vergeefs protesteren van de drummer....Dat je daarna ijl ontwaakt met 'Psalm nr.5' mag niet verbazen. Het stuk start in een donkere stemming waarbij onder ruisend cymbalenspel de sax en de piano gelijkgestemd aan het dagdromen gaan...Manolo bromt rustig op de achtergrond maar Marek is weer overduidelijk aanwezig in deze eigen compositie. Vooral Ben blijft daar heel rustig bij en samen met Gusto wordt minzaam naar het einde gegaan.' Jaja, ik heb het zo wel begrepen', klinkt het daarna met 'Blah blah ...Bley', en da's een erg mooie track met eerst een erg beweeglijke Ben, gevolgd door Gusto die daar breedsprakerig achteraan gaat. Het is Manolo die zich wat later solerend naar voren dringt en samen sluit het quartet in een mooie beweging af. 'Pea Road' is dan weer de drive van de ritmesectie die maakt dat dit een kunststukje wordt...dit... lopen over erwten?...Vervolgens is 'Scotty' dan weer een korte compositie van Manolo waarbij hij ,en enkel hij, zangerig het woord neemt...of zat er hier en daar toch een tikje van Patrman tussen? In ieder geval start Different Corners' daarna als een kip (of houden we het op een kalkoen?) die schichtig rond zich heen kijkt...een nieuw hok, dat wordt verkennen ! waarbij Ben de begin honneurs voor zich neemt tot de rest van 'het kiekenkot' er bij komt...Pirodda valt nerveus in tot wat later Patrman met roffels en cymbalenspel komt overtroeven tot de rust uiteindelijk weer keert... Gelukkig staat 'Per Claudia' daar dan die de zon weer vrolijk laat rijzen en hier is vrolijkheid troef, dat hoor je aan het opgetogen spel van een Gusto en Ben. Manolo en Marek geven dat fijntjes de gepaste omkadering, mooi en licht ! Want daarna neemt 'Deep Sea' je piano-druppelgewijs mee naar de donkerte van het water. Manolo is hier de 'drijvende kracht'.. of wordt dat zo niet gezegd als je onder water bent ?... Een verstillend stuk, een diepe duik... Waarna van de weeromslag verrassend levendig afgesloten wordt met ESDA', feestelijk swingend met eerst Ben op z'n alto waarna Gusto daar sprankelend op ingaat. De drumsolo van Marek Patrman gaat dan even later een wat klassieke finale vooraf. Eigenlijk nogal onverwacht maar niet minder in dank aanvaard, deze uptempo track ! Zo ook is deze ganse CD een prettig luisterwerk waar je ongebreideld je fantasie kan op loslaten, dank je wel daarvoor, Augusto !"

Guy Peeters, Cobra.be (12/12/2014)
"Belgische jazzartiesten krijgen vaak niet de aandacht die ze verdienen, maar ze zijn ook niet altijd even bedreven in zelfpromotie en online aanwezigheid. Nochtans is dat iets dat hen een heel eindje op weg kan helpen. Pianist Augusto Pirodda is er zo eentje die keer op keer onder de radar blijft. Goed dus dat zijn nieuwe album uitgebracht wordt als onderdeel van het opvallende najaarsoffensief van El Negocito Records en hij intussen bezig is aan een eigen Ronde van Vlaanderen via JazzLab Series.

De Sardijn is ook een beetje een laatbloeier. Hij kwam aan het einde van het vorige millennium naar Nederland om er te studeren, trok aanvankelijk terug naar zijn geliefde Sardinië, maar keerde in 2005 weer terug op z'n stappen, vestigde zich aanvankelijk opnieuw in Nederland en daarna in Brussel. Sindsdien speelde hij met goed volk als o.m. Jeroen Van Herzeele, Eric Thielemans en de drie die hem hier vergezellen. In 2011 wist hij nog op te vallen met de release van zijn album 'No Comment', een mooie opname met jazzgrootheden Gary Peacock en Paul Motian.

Altsaxofonist Ben Sluijs, bassist Manolo Cabras (ook een Sardijn en al ruim twintig jaar een muzikale makker) en de Tsjechische drummer Marek Patrman hebben niet zo'n internationaal ronkende namen, maar behoren zeker tot het kruim van de Belgische jazz. De ritmesectie is ook die van het Eric Vermeulen Trio en het Van Herzeele Quartet, terwijl elke jazzliefhebber intussen wel weet (of dat zou toch moeten) dat Sluijs over zowat de mooiste saxklank van de Lage Landen beschikt. Samen met Pirodda maakten ze een album dat een fraaie democratische aanpak laat horen.

Vanaf opener "If I Wear A Bell" wordt immers duidelijk dat Pirodda niet uit is op onnodige complexiteit of extraverte bravoure. Hij is geen showman of dominante leider. Net als het artwork is zijn stijl sober en franjeloos, voor sommigen misschien op het randje van het onderontwikkelde, zonder dat het daarom saai gaat worden. De pianist kan zich soms prima amuseren in een nauw afgebakende zone en past in een traditie met voorgangers als Paul Bley, Lennie Tristano en Bill Evans, pianisten die aandacht voor melodie en ruimte voortdurend in evenwicht hielden. Dan heeft hij met Ben Sluijs – een muzikant die de elegantie van een Lee Konitz verenigt met de vinnigheid van Jackie McLean – natuurlijk een ideale metgezel.

Dat Pirodda geen uitslover is, valt niet alleen af te lezen aan het gebrek aan excentriek stuntwerk. De collega's mogen ook volop ideeën aandragen, krijgen net zoveel schittertijd als de leider en Cabras werkt 'Scotty' (een hommage aan de legendarische en erg jong overleden bassist Scott LaFaro?) zelfs helemaal solo af. Er wordt verder ook ruimte gemaakt voor zwierige romantiek die nergens stroperig wordt ('Per Claudia'), uitdagende timing ('Blah Blah… Bley', 'Pea Road'), flukse bop-accenten ('ESDA') en iets abstracter schetswerk in het verlengde van Eric Vermeulen (het compacte 'Falling Fragments').

Mooist van al is misschien wel Patrmans bijdrage, 'Psalm Nr. 5', een buitenbeentje op het album dat raadselachtigheid en broeierigheid samenbrengt met een haast ritualistische flair. Het bevestigt ook nog eens de indruk dat er niet altijd een even duidelijke of coherente lijn zit in 'A Turkey Is Better Eaten' als geheel, maar die verzameling van invalshoeken zorgt anderzijds wel voor een ongewone en prikkelende afwisseling. Toch wat vreemd dus dat het vier jaar duurde voor deze opnames hun weg vonden naar het publiek. Wie weet in welke boeiende fase dit viertal intussen aanbeland is."